Objet sublimé
Fien Huijbregts werd in 1910 geboren in het Brabantse Zundert. Hoewel zij volgens de gebruikelijke katholieke gewoonten van de streek werd opgevoed, toonde zij zich al op jonge leeftijd een onafhankelijke geest. Ze spijbelde veel van de meisjesschool en interesseerde zich vooral voor zaken die gewoonlijk jongens bezighouden. Zo hield ze ervan om met een door haarzelf gemaakte pijl en boog op konijnen te jagen en was ze zeer bedreven in het klimmen in bomen. Al op jonge leeftijd wist ze dat ze Zundert wilde verlaten, wat ze op haar 16de ook deed. Vloeiend in zowel Nederlands als Frans kwam zij bij een achteroom in Brussel terecht, de kunsthandelaar Gerard Verbeek. Via hem werd ze geïntroduceerd in kringen van het Belgische surrealisme, dat rond die tijd een grote bloei doormaakte. Ze kreeg een gepassioneerde affaire met de schrijver/fotograaf Paul Nougé, onder wiens invloed ze geïnteresseerd raakte in fotografie. Helemaal geabsorbeerd door deze nieuwe interesse ontwikkelde ze zich razendsnel, wat blijkt uit haar nachtelijke Brusselse stadsfoto’s (hier niet afgebeeld, maar gepubliceerd in 1929 in het Brusselse tijdschrift Variétés, toen ze pas 19 jaar was). In de jaren die volgden vond ze haar eigen stijl: een eenvoudige, zekere stijl waarbij ze een onderwerp zonder poespas fotografeerde. Geen opvallende belichting of uitsnede, maar een grote directheid kenmerkt haar werk. Haar talent lag dan ook niet in de gevoelswaarde van de esthetische kunstfoto, maar was van een visueel invertieve aard; zij bleek een buitengewone aanleg te hebben om in objecten andere werkelijkheden met eigen betekenis te zien. In een standbeeld zag ze een landschap, in een landschap zag ze een boom. Voor haar getransformeerde objectfoto’s gebruikte ze de term ‘objet sublimé’ en gaf daarmee het idee van het ‘objet trouvé’ een volledig nieuwe lading. Zij was een van de eersten die de relatie tussen het mechanische karakter van een foto en het idee achter het objet trouvé begreep. Bovendien wist ze de consequentie van die analogie te extrapoleren tot een nog dieper principe, dat van het objet sublimé.
Tussen haar werk en dat van andere surrealisten bestaan enkele opmerkelijke verschillen. Huijbregts ensceneerde nooit, maar fotografeerde wat ze tegenkwam. Bovendien maakte ze geen gebruik van collage, een procedé dat zich goed lijkt te lenen voor haar doel. Volgens haar een gekunstelde techniek en ze schiep er eer in altijd betekenis te creëren uit enkelvoudige beelden. Ze had geen speciale trucs van de donkere kamer nodig om het onverwachte op te roepen met haar beelden. In veel opzichten kan zij worden vergeleken met de fotograaf Henri Cartier-Bresson, wiens vroege werk ook surrealistische kwaliteiten heeft. Beiden scheppen nieuwe betekenissen door transformatie van de werkelijkheid zonder gebruik van enscenering, kollage of nabewerking. Bij Cartier-Bresson vindt dit plaats door een constellatie van elementen die op een bepaald ‘beslissend moment’, bij elkaar komen. De surrealistiese indruk wordt gewekt door de ongerijmdheid van de bij elkaar gebrachte zaken. Bij hem gaat het er om het juiste moment zien in een voortdurend bewegende werkelijkheid. Huijbregts herkent in een statische werkelijkheid de mogelijkheid van nieuwe betekenissen. Daarmee bereikt ze een vergelijkbaar effect als Cartier-Bresson in zijn beste werk. Je zou kunnen zeggen dat Cartier-Bresson een fysiek fotograaf is door het juiste moment te herkennen en meteen te handelen, terwijl Huijbregts een intellectuele werkwijze heeft.
Over haar fotografische methode zei Fien in een interview uit de jaren dertig dat ze haar vermogen om de werkelijkheid anders te zien stimuleerde met alcohol. Een door haar ontwikkelde speciale cocktail, bestaande uit absint, champagne en bepaalde thee-extracten resulteerde in de beste foto’s. ’s Ochtends nam ze precies 200 ml van dit mengsel in en werkte in haar kleine studio aan de Rue Verte, of wandelde uren met de kamera om haar nek rondom Brussel in een comateuze, gedrogeerde toestand. Met een zakfles van haar cocktail hield ze het alcoholpercentage in haar bloed op peil. Aan het einde van een dergelijke tocht kon ze zich vaak niet herinneren waar ze was geweest of wat ze op film had gezet, maar het resultaat bleek bijna altijd bruikbaar. De drank werd ingenomen voor haar kunst en jaren later beweerde ze zelfs dat ze helemaal niet van alcohol hield. Of deze bewering geheel met de waarheid strookt valt te betwijfelen, omdat uit brieven van Nougé blijkt dat ze regelmatig nachtelijke uitspattingen had, waarna ze bij het kraaien van de haan in volledig beschonken toestand in coma viel.
Het kunstenaarsleven van Fien Huijbregts heeft ongeveer 10 jaar geduurd, een tijd waarin haar volledige fotografische oeuvre tot stand is gekomen. Eind jaren dertig vertrok zij naar Argentinië met de Italiaanse grootgrondbezitter Pietro Izzo, die ze in Brussel had ontmoet. Met hem leefde ze op een boerderij in Patagonië en kreeg ze twee kinderen, Pietrino en Beatrice. Ze interesseerde zich in het geheel niet meer voor fotografie en raakte geen kamera meer aan. Zelfs de foto’s van haar kinderen werden door Pietro gemaakt. In het midden van de jaren zeventig kwam ze alleen naar Nederland terug. Haar man en kinderen bleven in Argentinië achter en de reden van haar terugkomst is onduidelijk. Ze vestigde zich weer in Zundert waar ze zich inzette voor de oprichting van een lokaal museum voor Van Gogh. Er waren besprekingen met de directie van het Van Gogh museum in Amsterdam om enkele werken uit zijn Brabantse periode naar Zundert te halen, maar door onbegrip van de bestuurders in de Zundertse gemeenteraad zijn deze pogingen op niets uitgelopen. Haar bemoeienissen met Van Gogh zijn opmerkelijk omdat ze hem een overdreven emotioneel schilder vond. Waarschijnlijk was ze meer aangetrokken tot zijn levenswijze dan tot zijn werk, wat ook blijkt uit het feit dat ze zijn brieven in het Italiaans vertaalde. Ze overleed op 1 januari van dit jaar en ligt begraven op het kerkhof bij de NH kerk van haar geboorteplaats.