Een deel van de volgende tekst over Ankie Geeneen verscheen in Haarscherp (1977).
In de achtergrond
Het werk van Ankie Geeneen is sterk beïnvloed door haar persoonlijke ervaringen in de kunstwereld. Na vele afwijzingen en negatieve reakties is ze in een depressie geraakt en heeft ze een jaar lang geen werk gemaakt. Daarna is haar fotografie duidelijk veranderd van toon. Het is opmerkelijk dat een zo jonge vrouw al twee geheel verschillende oeuvres heeft geproduceerd. In dit artikel wordt alleen haar nieuwere werk getoond. Dit wordt besproken in het licht van haar eerdere fotografie en haar persoonlijke leven.
Hoewel wij geen roddeltijdschrift willen zijn, moeten we hier enige ervaringen van Ankie Geeneen in de kunstwereld beschrijven, die hebben geleid tot de nieuwe weg die zij twee jaar geleden is ingeslagen. Haar fotografiese karrière is tot nu toe weinig succesvol verlopen. Geeneen is vijf jaar geleden afgestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Haar eindeksamenprojekt was een opzienbarende performance waarin zij geheel ontkleed midden in een ruimte stond en langzame bewegingen begon te maken die steeds wilder werden, alsof ze in ‘slow-motion’ werd getroffen door een epileptiese aanval. De performance had moeten eindigen op natuurlijke wijze door een ‘knock-out’ veroorzaakt door het slaan van haar hoofd tegen de muur en op de grond tot bloedens toe. Maar het eksamen werd afgebroken door de direkteur van de akademie en de performance is daarna nooit meer opgevoerd. Geïnspireerd door opnamen van haar performances raakte ze na haar studie meer geïnteresseerd in fotografie. Ze maakte een serie zelfportretten die ekspliciet seksueel waren, waarbij zij poseerde in niets-verhullende uitdagende poses. Dit werk heeft nog overeenkomsten met het type performances dat ze uitvoerde en het zou samen met filmopnamen worden tentoongesteld in het kunstmuseum van Groningen. Op het laatste moment werd afgezegd door de direktie van het museum omdat ze dachten dat er een schandaal van zou komen. Een daarna gemaakte serie foto’s, een soort veraf-zelfportretten in het landschap en in de stad waarin ze zichzelf in onnatuurlijke relaties tot door haarzelf gekozen objekten toont, zou in een galerie in Amsterdam worden getoond. De eigenaar van de galerie begon echter steeds onfrissere eisen aan Geeneen te stellen, ontaardend in een verzoek tot seksuele handelingen, waardoor zij genoodzaakt was de banden met de galerie te breken en het werk terug te trekken. Een ander projekt was een opmerkelijke serie ‘zelfportretten’, waarbij ze gebruik maakte van Xerox kopieermachines, zowel in kleur als in zwart wit. Zij fotokopieerde zichzelf in talloze poses, ze kopieerde haar kleren, haar aankopen en persoonlijke eigendommen. Gedurende maanden leefde ze op en rondom kopieermachines. Als een van de eerste kunstenaars die het gebruik van deze techniek onderzochten zou ze een grote tentoonstelling in Haarlem krijgen. Deze werd kort voor de opening, het werk was al opgehangen, door de burgemeester van Haarlem verboden. De man vond het absoluut geen kunst, maar sprak van ‘vage en aanstootgevende kopietjes die de stad niet mochten ontsieren’. Aan haar volgende idee werkte ze ruim een jaar. Ze maakte talloze zelfportretten die met allerlei middelen werden ‘vervormd’. Ze eksperimenteerde met zuren in de donkere kamer, verwarmde materiaal boven vuur, gebruikte de breking van glas zowel tijdens het fotograferen als in de produktie erna. Ook vervormende spiegels, filters en drukpersen werden ingezet om de foto’s te bewerken. Niets werd onbenut gelaten in haar pogingen om zichzelf te vangen, om een volledig beeld van zichzelf te kreëren. Van dit werk zou een boek worden uitgegeven en het zou worden tentoongesteld in het Gemeentemuseum in Den Haag. De direkteur van het museum zou een kritiese inleiding van het werk schrijven. Maar ook dit liep uit op een tegenvaller voor Geeneen. De direkteur bleek niet in staat veel over haar werk te zeggen, en waren er geen financiën om een tentoonstelling te organiseren, laat staan om een boek te drukken. Deze nieuwe teleurstelling was te veel voor Geeneen, die nog nooit een projekt had kunnen afronden en tentoonstellen; ze besloot zich terug te trekken uit de wereld van de kunst.
Ruim een jaar heeft ze niets uitgevoerd en ze raakte in een diepe depressie. Tenslotte begon ze in stilte weer te fotograferen en pakte ze haar favoriete onderwerp op, het zelfportret en het onderzoek naar haar eigen identiteit. Maar ze werkte op een veel minder ekstroverte manier dan voorheen en was van plan alleen nog voor zichzelf te fotograferen. Deze publikatie in Haarscherp toont voor het eerst werk van de afgelopen twee jaar. Haar tematiek is verschoven; kan het vroegere werk nog worden gezien als een zoektocht naar zichzelf, dit recente werk toont niet het resultaat van een zoektocht, maar is een uiting van een gefragmenteerde identiteit. Alsof zij tijdens het jaar waarin ze in de put zat volledig is leeggelopen, en nu als herboren tevoorschijn is gekomen. Ze toont een veelheid van verschillende identiteiten. Deze identiteiten zijn geen frivole, vrijblijvende mogelijkheden, dit nieuwe werk is in zekere zin diepgravender dan haar oudere, meer uitgesproken werk. Het verlies van gezicht, het opgaan in de achtergrond, in de natuur, is vol van symboliese betekenis.
In psychoanalitiese termen is een onthoofding hetzelfde als een verlies van genitaliën, een ekwivalent van kastratie. Deze lezing is gemakkelijk te begrijpen gezien haar ervaringen met mannen in de kunstwereld. Ze verbeeldt een universele angst met haar onthoofde foto’s: de haar ontnomen mogelijkheid tot zelfontplooiing, tot het worden van een volwaardig persoon. Veelzeggend is bijvoorbeeld het feit dat ze een ekster gebruikt om zich achter te verbergen. Deze vogel wordt van oudsher met diefachtigheid geassocieerd. In de teorie van Freud is kleptomanie een symptoom is van een onderliggend konflikt, een vorm van afweer, dat op symboliese wijze uitdrukking geeft aan onvolkomenheden in de struktuur van het zelf ontstaan door een krenking. De diefstal is een reaktie en kan helpen fragmentatie van het zelf te voorkomen. Het symboliese gebruik van de ekster toont aan dat Geeneen zich bewust is van haar gefragmenteerde zelf, ontstaan door de kontinue afwijzingen in de kunstwereld, en dat ze in staat is daarover te reflekteren en zich dit gegeven eigen te maken en toe te passen in haar werk.
Haar gebruik van de ruimte in haar werk is zowel ingenieus als veelzeggend. Zij laat haar lichaam een worden met de ruimte en gebruikt elementen uit de ruimte om haar hoofd te verbergen. Je zou kunnen zeggen dat haar lichaam als objekt op gaat in de ruimte en er een komponent in vormt, dat niet per se belangrijker is dan andere elementen in de foto. Haar lichaam is uitwisselbaar met onderdelen in de foto. Op deze manier valt haar identiteit samen met de ruimte die ze fotografeert en daar afhankelijk van. Dat maakt het belang van de keuze van de verschillende ruimtes voor haar foto’s zo groot. Zij is voortdurend op zoek naar een geschikte achtergrond, die haar het gevoel geeft van eenwording met de plaats. Deze zoektocht naar ruimte is zeker zo belangrijk als het resultaat van de zoektocht, de foto zelf. Het zou een te gemakkelijke lezing van haar foto’s zijn om de vrouw gelijk te stellen aan de natuur. We denken niet dat Geeneen hier op uit is. Het gaat haar om de fragmentatie van de identiteit na een traumatiese ervaring. Om het uitwissen van het ene subjekt en de vele subjekten die ervoor in de plaats komen.
Over haar foto’s zei ze: De kamera is een apparaat dat schijnbaar objektief is, dat ordent, het produceert een resultaat dat schijnbaar iets over mij zegt. Maar de foto is plat en stom en toont geen dromen. Ik wil verdwijnen in de stomheid van de foto. Een foto van mijzelf waarbij ik er ben en niet ben, waarbij ik objekt wordt, geen subjekt meer ben. Het organiese inprecieze van het subjekt moet worden verplaatst door het anorganiese, precieze van het objekt.
Haar werk is door feministen geïnterpreteerd als een poging om een taal van vrouwelijkheid te konstrueren. Het zou dan begrepen kunnen worden als een opstandig oeuvre in een omgeving van vijandige mannelijke blikken, een kamouflage van het vrouwelijke subjekt tegen een seksueel beladen blik. Deze lezing wordt gevoed doordat Geeneen, in tegenstelling tot in haar eerdere werk, niet meer zo ekspliciet poseert. Ze toont maar ontsnapt tegelijkertijd doordat ze nooit haar gezicht laat zien en zich in de ruimte kamoufleert. Kamouflage als verdedigingsmechanisme tegen de mannelijke blik. Ze is present en absent in haar foto’s, er is de onmogelijkheid om je met het subjekt te identificeren. Uiteindelijk bestaat haar werk uit zeer genuanceerde zelfportretten, die haar bij elkaar opgeteld misschien wel het beste tonen zoals ze is. De onthoofde portretten kunnen worden gezien als een universeel portret van ‘de vrouw’, universeel, en tegelijkertijd als een persoonlijk portret van Geeneen zelf.