DE BOMENMAN
Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar het leven en werk van Théophile de Bock. In 1991 verscheen ter ere van het 100-jarig bestaan van de Haagse Kunstkring – waarvan De Bock medeoprichter en eerste voorzitter was – een boekje met daarin onder meer een biografie 1. Een korte inleiding tot zijn leven kan men ook vinden in het standaardwerk over de Haagse School van Jos de Gruyter 2. Verder zijn er in zijn tijd enkele publicaties verschenen, waaronder een lang stuk in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 3. Voor de belangrijkste feiten uit het leven van De Bock verwijs ik naar die artikelen, ik beperk mij tot informatie die verband houdt met zijn fotografie.
Hoewel De Bock zich al op jonge leeftijd voor tekenen en schilderen interesseerde, begon hij in 1869 een baan als beambte bij de ‘Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij’ in Den Haag. Deze betrekking was van korte duur: na twee jaar werd hij ontslagen omdat hij teveel zou hebben getekend tijdens zijn werk. Daarna heeft hij nooit meer een maatschappelijke positie geambieerd en richtte hij zich geheel op de kunst. Hij nam schilderlessen bij J.W. van Borselen en maakte zich de fotografie eigen. Deze opmerkelijke interesse in fotografie is mogelijk ontstaan via schilder-fotograaf Maurits Verveer, een goede vriend van De Bock en medelid van de Haagse Pulchri Studio. De ontdekte foto’s kunnen worden gedateerd rond 1875, toen tevens zijn belangrijkste ontwikkeling als schilder plaatsvond. Het blijkt dat beide media een cruciale invloed op elkaar hadden.
De Bock was net als veel andere schilders van de Haagse School een uitgesproken landschapsschilder. Hij was gespecialiseerd in bos- en duinlandschappen, wat hem de enigszins denigrerende bijnaam ‘de beukenschilder’ opleverde. Die is misschien overdreven, maar het is opvallend hoe weinig De Bock in zijn dertigjarige schilderscarrière varieerde qua onderwerpen. Deze zijn statisch met een voorkeur voor bomen (afbeelding 1). Als er al figuren of dieren in zijn werk voorkomen zijn die vaak geschilderd door bevriende schilders. Vooral van Willem Maris, met wie hij in de jaren zeventig enige tijd samenwoonde, is bekend dat hij de doeken van De Bock voorzag van koeien 4.
Afbeelding 1
De leden van de Haagse School waren er trots op in de vrije natuur te werken en slechts van enkelen van hen is bekend dat ze fotografeerden 5. Niets uit de nalatenschap van De Bock wijst op zijn fotografische activiteiten. Die hield hij waarschijnlijk, zoals veel andere schilders, verborgen. Het is niettemin evident dat hij zijn foto’s gebruikte als visuele voorbeelden voor zijn schilderijen. Bij vergelijking (afbeelding 2) valt meteen op dat het schilderij naar de foto is gemaakt.
Afbeelding 2
Bovendien zijn zijn schilderijen uit de jaren zeventig vaak op fotografische wijze ingekaderd met onverwachte afsnijdingen en onbeduidende motieven als een berg zand (afb. 3). Dit beperkte scala onderwerpen zou kunnen samenhangen met de lange belichtingstijd die nodig was voor foto’s in de 19de eeuw. Hij kon geen bewegende onderwerpen fotograferen en dus voor figuren of dieren geen fotovoorbeelden gebruiken. Het is aannemelijk dat hij deze onderwerpen daarom heeft vermeden. Van Gogh bekritiseerde hem voor deze omissie in zijn schilderskunnen. In een brief aan zijn broer schrijft hij 6:
Indien hij [De Bock] zich kon en wilde concentreren, voorzeker hij ware een beter artiest dan nu. Ik heb hem ronduit gezegd: ‘De Bock, als gij en ik een jaar lang ons toeleggen op ’t figuurtekenen, dan zijn wij beiden na verloop van die tijd heel andere lui dan nu op ’t moment, indien we ons niet aangrijpen en maar blijven voortgaan zonder iets nieuws erbij te leren, dan blijven we niet eens wat we zijn, maar stilstaande gaan we achteruit.’
De Bock heeft dit advies duidelijk niet ter harte genomen.
Afbeelding 3
Door de foto’s van De Bock af te doen als enkel studies voor zijn schilderijen wordt hij als fotograaf tekortgedaan. Zijn specialistische onderwerpskeuze maakt hem een beperkt schilder maar juist een bijzonder origineel fotograaf: in Nederland was het genre van de landschapsfotografie in de negentiende eeuw volledig onbekend 7. Opdrachtgevers waren daar niet in geïnteresseerd en voor fotografen was het blijkbaar niet aantrekkelijk. In vergelijking met internationale negentiende-eeuwse landschapsfotografen (bijv. Timothy O’Sullivan, Carleton Watkins, Gustave Le Gray) zijn De Bocks foto’s intiemer en kleinschaliger. Hij zat dicht op zijn favoriete onderwerp, de bomen, en met name zijn boomstamfoto’s zijn uniek in de negentiende-eeuwse fotografie.
De Bock is slechts kort als fotograaf actief geweest. Hij maakt al vroeg naam als schilder en het is aannemelijk dat hij door dit succes is opgehouden met fotograferen. In zekere zin was fotografie overbodig geworden omdat hij als schilder was uitontwikkeld. Na zijn dood in 1904 is hij snel in de vergetelheid geraakt, wat gezien zijn enigszins academische stijl en eenzijdige, romantische onderwerpskeuze geen verbazing wekt. De Bock had evenwel een veel minder behoudende kant, zoals blijkt uit zijn oorspronkelijke fotografische oeuvre. Bovendien was hij de drijvende kracht achter de oprichting van de Haagse Kunstkring in 1891. Dit instituut was opgezet als reactie op de conservatieve Pulchri Studio, waar een onbekend kunstenaar als Van Gogh niet als lid kon worden ingeschreven. Diens eerste tentoonstelling in Nederland werd mede dankzij De Bock door de Haagse Kunstkring georganiseerd. Met deze bondige publicatie hoop ik dan ook verder onderzoek naar zijn positie binnen de negentiende-eeuwse fotografie te stimuleren en nieuw inzicht te geven op zijn ontwikkeling als schilder.
1 Elly Willems-Hendriks, Théophile de Bock, schilder van het Nederlandse landschap in 100 jaar Haagse Kunstkring 1891-1991, Stichting documentatie Théophile de Bock, Waddinxveen 1991
2 Jos de Gruyter, Théophile de Bock (1851-1904) in De Haagse School, deel 2, p. 90-91, Lemniscaat Rotterdam 1969
3 Louis de Haes, Théophile de Bock in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, p. 245-269, 1893
4 Anne Tabak in Het Haagse School boek, p. 340-347, Uitgeverij Waanders, Zwolle 2001
5 Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf, p. 131, Primavera Pers, Leiden 2008
6 Vincent van Gogh in De brieven van Vincent van Gogh I, brief 174 (12-15 oktober 1881), p. 394-395, SDU Uitgeverij, ’s-Gravenhage 1990
7 Frits Gierstberg in Nieuwe geschiedenis van de fotografie in Nederland. Dutch Eyes, p. 192, Uitgeverij Waanders, Zwolle 2007